Hoe komt dat?

Hoe komt dat?

Dit komt omdat bij zitten er een ander soort informatie aan de hersenen doorgegeven wordt dan bij staan. Bij het staan geldt dat beginnend bij de voeten er zeer veel informatie komt van de druk, tast, spierrek receptoren en proprioceptoren uit de huid, spieren, banden, pezen en gewrichten. In combinatie met de visuele en vestibulaire informatie is het lichaam in staat om ons staande in balans te houden. Dit is voor het grootste gedeelte een volledig onbewust proces. Het probleem is dat de verdeling van die receptoren niet gelijkmatig is, zeer veel receptoren bevinden zich in het hoofdhalsgebied, de handen en de voeten. De romp en de proximale extremiteiten zijn echter zeer karig bedeeld. Dat betekent dat rechtop zitten eigenlijk alleen goed gaat als de bovenbenen, romp én hoofd volledig ondersteund worden. Zo niet, dan zijn er gelijk twee mogelijke problemen, of er ontstaat een te holle rug of juist een te bolle rug (C-rug) met alle compensatoire gevolgen van dien in en voor het hoofdevenwicht.Deze compensaties veroorzaken namelijk beiden een antero-positie van het hoofd, een verplaatsing in voorwaartse richting. Daardoor ontstaat er een verhoogde spierspanning die biomechanisch per 10° verplaatsing tot een toename van het relatieve hoofdgewicht (normaliter 6-8 kg ->24 naar42 kg etc.) leidt. Dit leidt vanzelfsprekend snel tot compensatoire aanpassingen in de bewegingsketen en daarmee wordt een te verwachten klachtenpatroon vanzelf een chronisch klachtenpatroon. Bekend is, dat het hoofd van een pasgeborene relatiefgroot is. In de groei en ontwikkeling begint een proces van leren zitten, kruipen, staan en tot slot lopen. Het kind leert als het ware zijn eigen hoofd te dragen en te balanceren. Dat proces duurt tot en met de laatste groeispurt en pas dan zijn de motoriek en balans dusdanig dat van een volwassen lichaamshouding gesproken kan worden. Tijdens die periode zijn er doorgaand processen gaande die de lichaamshouding kunnen beïnvloeden. Let wel: doordat alle fijn motorische beweging en de propriocepsis vanuit het cerebellum gecoördineerd worden, zijn hoofdevenwicht en kauwstelsel gerelateerd aan de bewegingen van armen en benen en daarmee afhankelijk van elkaar. Doordat in de praktijk vaak een combinatie van het naar voren buigen van de romp èn een veel te grote buiging van het hoofd plaats vindt, ontstaat een werkhouding die op termijn bij velen klachten oplevert. Dat begint al op de universiteit en het neemt toe met de leeftijd gebonden afname van conditie.